Door Carolien Croon, directeur Bijbels Museum
(dit blog verscheen ook op www.culturele-vacatures.nl)
‘Ah, dat is wel verdrietig’ is steevast de reactie als ik vertel dat het Bijbels Museum zonder collectie en zonder pand verder gaat. En steeds ben ik even verbaasd. Verdrietig? Welnee! Zelf ben ik in ieder geval de afgelopen jaren nog nooit zo opgelucht geweest als op onze verhuisdag, 1 juli jongstleden. Maar dat moet wel steeds uitgelegd. En dat begrijp ik ook. Verandering wordt al snel gezien als ‘vermindering’, terwijl het hier juist gaat om een totale vernieuwing die voor het museum veel méér mogelijkheden biedt dan voorheen. Als museum zijn we springlevend, en zichtbaarder dan ooit.
Vier jaar geleden begon ik als directeur van het Bijbels Museum, dat toen nog op de bovenste verdiepingen van het Amsterdamse Cromhouthuis tentoonstellingen presenteerde. De opdracht die ik mee kreeg was om het bereik van het museum te vergroten en te zorgen voor landelijke zichtbaarheid. Vlak voor mijn aantreden werd duidelijk dat de structurele, vierjarige subsidie die het museum de afgelopen decennia ontving – eerst van de rijksoverheid, daarna van de gemeente Amsterdam – per 2017 zou worden beëindigd. Dat was niet alleen ‘even slikken’; voor het museum was dat levensbedreigend. De subsidie was broodnodig om het museum open te kunnen houden in het dubbele grachtenpand, met alle museale functies die daarbij horen. Hoe uitgekleed die toen ook al waren.
De afgelopen vier jaar hadden we niet kunnen overleven zonder de collegiale en ruimhartige steun van het Amsterdam Museum, waarmee we in het Cromhouthuis al sinds 2014 samen optrokken. Het Amsterdam Museum presenteerde op de onderste verdiepingen, het Bijbels Museum boven en we deelden de exploitatie. Twee musea in één pand dus. En als de één het dan financieel niet meer redt, is dat voor de ander ook problematisch. Het Amsterdam Museum heeft ons in staat gesteld op elegante wijze het Cromhouthuis te verlaten door de afgelopen jaren de exploitatie van het Cromhouthuis voor zijn rekening te nemen. Door de samenwerking hebben we tijd kunnen kopen om een gedegen plan te ontwikkelen en uit te voeren. Dat mag ook wel eens gezegd zijn.
Tom Poes, verzin een list. Vanuit mijn opdracht, was het geen hogere wiskunde om te bepalen hoe het Bijbels Museum verder zou kunnen gaan; met reizende tentoonstellingen gepresenteerd op verschillende plekken in het land. In grote, monumentale kerken bijvoorbeeld, bij collega-musea, en in publieke gebouwen – zoals een rechtbank, bibliotheek of hogeschool. Altijd met een link naar de Bijbel, waar mogelijk verbreed naar andere religies of stromingen. Met nieuwe, in opdracht van het museum gemaakte kunst of bruiklenen. Gericht op bezinning en bezieling. Met verdiepende activiteiten en publicaties. Bedoeld voor een breed en divers publiek.
In 2018 zijn we deze nieuwe weg ingeslagen, en met succes. We vonden direct een aantal mooie en zeer diverse locatiepartners, in Den Haag, Zierikzee, Ter Apel, Zwolle. We hebben onze zichtbaarheid enorm vergroot en ons publiek in het eerste jaar met ons ‘reizend circus’ meer dan verdubbeld. Ook de fondsen en vrienden zijn tevreden, want hun bijdrage aan een tentoonstelling die in het verleden slechts op één plek te zien was, rendeert op deze manier vele malen.
We namen een drastisch besluit. Voor onze reizende tentoonstellingen zetten we nieuwe hedendaagse kunst in, dan wel bruiklenen van kunstenaars of musea. We zagen dat we op termijn onvoldoende menskracht en middelen tot onze beschikking zouden hebben om zelf goed voor onze collectie te blijven zorgen. Zoiets kun je maar beter tijdig vaststellen. Want het volgens de regels van het spel ‘ontzamelen’ van collectie kost veel tijd en geld. We besloten de collectie over te dragen, bij voorkeur aan collega-musea. Uiteraard is dat proces geheel volgens de strenge museale normen en gebruiken uitgevoerd. Daar gaan we nog een boek over schrijven, want het was een tijdrovend, maar zeer leerzaam proces waarover we de kennis graag willen delen met onze collega’s.
Het afgelopen jaar droegen we meer dan 20.000 objecten over, aan in totaal 20 collega-musea en aan andere partners. Veel van die objecten zijn terecht gekomen bij rijksmusea, die met hun professionaliteit en publieke draagvlak er langjarige zorg voor kunnen garanderen. De collectie blijft vindbaar en kan door de nieuwe eigenaren of door bruikleennemers worden gepresenteerd. Het merendeel van onze collectie ging er dus op vooruit. En dat deel dat niet bij musea terecht kwam? Dat was al ‘museaal vertegenwoordigd’ in de Collectie Nederland. Ofwel: het was al aanwezig in de collectie van één van de vele geregistreerde musea in het land.
De volgende prangende vraag diende zich aan; als de nieuwe koers levensvatbaar is, en we binnenkort geen eigen collectie meer hebben; is een eigen museumpand – met de hoge kosten voor openstelling en onderhoud – dan nog nodig? Nou… eigenlijk niet.
Van de 150 jaar dat het museum bestaat is het Bijbels Museum 45 jaar gevestigd geweest in het 17e-eeuwse Cromhouthuis. Het duurde dan ook even voordat we alle zolders, kelders, nissen, kasten, de lijstenkamer en het depot leeg hadden. Een normaal mens verzamelt al veel gedurende zijn leven. Voor een museum – waar ‘bewaren’ bij iedere medewerker op het voorhoofd staat geschreven – geldt dat al helemaal. Zo vonden we onder meer 120 meter ongeordend archief, verspreid door het pand. Maar ook veel oud presentatiemateriaal, schildersezels, stapels passe-partout-papier, kisten en koffers, dozen vol kerstversieringen en andere spullen die we het afgelopen jaar zo duurzaam mogelijk een nieuwe plek hebben gegeven. Het kostte ons een jaar om het Cromhouthuis leeg te kunnen opleveren.
In de zomer van 2020 was het dan zover. Het Bijbels Museum mocht ooit als eerste het bordje ‘geregistreerd museum’ op zijn deur schroeven. Op 1 juli haalden we het bordje van het Cromhouthuis. Dat prijkt nu op ons nieuwe kantoor aan de Nieuwe Herengracht 18. Wij zijn er namelijk trots op geregistreerd museum te zijn.
‘Maar zonder pand en zonder collectie; dan zijn jullie toch geen museum meer!?’ Hoe vaak ons de afgelopen twee jaar deze vraag is gesteld, heb ik niet kunnen bijhouden. Ik antwoordde steevast met een wedervraag: Wat is dan precies een museum? Aan welke eisen en normen moet een museum voldoen? Wij presenteren tentoonstellingen op basis van materieel en immaterieel erfgoed. We vertellen verhalen die relevant zijn voor nu, op allerlei verschillende manieren en plekken. De mogelijkheden om relevant te zijn en door bezoekers gevonden te worden, zijn met onze nieuwe koers enorm toegenomen. Onze tentoonstellingen in de grote kerken midden in stadscentra en in publieke gebouwen zijn gratis te bezoeken.
Wij zijn wendbaar en flexibel, en kunnen inspelen op nieuwe mogelijkheden en kansen. Zo onderzoeken we momenteel of we in deze COVID-tijd tentoonstellingen in leegstaande winkelpanden in stadscentra kunnen presenteren. Bemenst door vrijwilligers die op 1,5 meter afstand met voorbijgangers die daar behoefte aan hebben in gesprek kunnen. Maar we zouden onze verhalen ook uitsluitend online kunnen vertellen in de vorm van podcasts, fotografie of video. In een tijd waarin je vanwege het COVID-beleid moeizaam publiek bereikt in een cultureel gebouw, is dat misschien ook een heel goed idee. Onze basis blijft dat we verhalen vertellen die voor deze tijd relevant zijn, met verdiepende activiteiten. Mogen we ons van u dan nog museum noemen?
Er is een nieuwe museumdefinitie op komst. Hij is weliswaar nog niet vastgesteld, maar een concreet voorstel is in 2019 voorgelegd aan de leden van de internationale museumvereniging ICOM. In de nieuwe definitie is het bewaren van erfgoed een middel, geen doel. We herkennen onszelf ook in de laatste zin van de definitie: ‘Met als doel bij te dragen aan de menselijke waardigheid, sociale rechtvaardigheid, wereldwijde gelijkheid en planetair welzijn.’
Of we nu de titel ‘museum’ mogen dragen of niet; we proberen op bescheiden schaal een bijdrage te leveren aan de doelstelling van een museum volgens de nieuwe museumdefinitie. We doen dat zonder structurele subsidie, met een klein en wendbaar team vaste medewerkers aangevuld met een grote ‘flexibele schil’ van kunstenaars, zzp’ers en andere dienstverleners. Voor ons het meest duurzame model van privaat gefinancierd museum-zijn. Een model waarbij we alle aandacht kunnen richten op onze missie; op de inhoud en communicatie van onze tentoonstellingen dus. Wij zien dit als dé manier om het nog lang vol te houden, en blijven onszelf zolang dat is toegestaan daarbij graag geregistreerd museum noemen.
Voor meer informatie over onze tentoonstellingen zie tentoonstellingsoverzicht.